Werkwoorden: noemvorm, stam en persoonsvorm

Gatenvuloefening

Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om uw antwoorden te controleren. Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer u het lastig vindt om een antwoord te geven. U kunt ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: u verliest punten, wanneer u hints of aanwijzingen vraagt!

noemvorm: slapen - stam: - Mijn papa niet zo goed.
noemvorm: ademen - stam: - Plots de baby niet meer.
noemvorm: snurken - stam: - Oma altijd heel luid.
noemvorm: worden - stam: - Ik volgende week 14 jaar.
noemvorm: weten - stam: - Hij veel over voetbal.
noemvorm: kosten - stam: - Dat stuk speelgoed veel te veel.
noemvorm: snijden - stam: - Jij de groenten nooit fijn genoeg.
noemvorm: schrijven - stam: - Ze meestal heel netjes.
noemvorm: uitschelden - stam: uit - Die jongen mij altijd uit.
noemvorm: braden - stam: - Wij het vlees in een pan.