Werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Door M.Willems

Vul de juiste werkwoordsvorm in. Alle zinnen staan in de tegenwoordige tijd. De noemvorm is telkens gegeven. Er zijn 20 opgaven.


1. Het weder (verbeteren) elke dag.

    

2. Moeder (koken) vandaag een lekkere maaltijd.

    

3. Ik (antwoorden) steeds verkeerd op die vraag.

    

4. Mijn vriend (antwoorden) ook steeds mis.

    

5. Waarom (antwoorden) je niet zelf?

    

6. Ik (worden) later burgemeester van Brugge!

    

7. Mijn vader (worden) rood als hij lacht.

    

8. Het vliegtuig (landen) net op tijd.

    

9. Waarom (leren) jullie nooit jullie les?

    

10. Die oude man (zijn) al een hele tijd ziek.

    

11. Mijn zus en mijn beste vriend (lezen) elke week een boek.

    

12. Je (niezen) omdat je kou gevat hebt.

    

13. De dief (beroven) enkele oudere dames.

    

14. De temperatuur (dalen) tot 0 graden.

    

15. Waarom (antwoorden) je steeds te vroeg?

    

16. De jongen (wachten) hier al een hele tijd op zijn ouders.

    

17. Wie (kijken) niet graag naar een mooie film?

    

18. De meester (vertellen) de geschiedenis van de moord op Karel de Goede.

    

19. Waarom (gaan) je niet onmiddellijk naar huis?

    

20. De gewonde krijger (vechten) als een leeuw.