WAAR OF NIET WAAR?

Kies het correcte antwoord

KEES LOK EN DE SMIJTER

De bouw van het dierenasiel begon in de zomer. Kees Lok was algemeen directeur.
Koos Koers was algemeen assistent. Kees hield zich bezig met de voorschotten. Hij kende bijna ieder statuut. Koos moest de harde kleigrond omspitten en hokken bouwen met kippengaas ervoor. Koos had geen keus, want Kees was de baas.
Kees deed ook de reclame. Hij reed met zijn Ford langs het Stieltjeskanaal. Zijn stem schalde door de luidspreker die op het dak van de Ford stond. Hij riep:
“Brengt uw beestje bij KEESJE LOK. Alles mag bij hem op stok. Kippen, katten, hanen en honden. Zieke, verwaarloosde en gezonde. Vissen, reptielen, duiven, fazanten, Keesje Lok die weet van wanten. Cavia’s en kiekendieven. De allerlaagste tarieven!”
Eind oktober ging LOKS ASIEL open. Bij de feestelijke opening bleef het helaas erg stil. Kees hield een toespraakje en Koos moest zijn smoel houden. De komende dagen kwam er geen hond. Kees gooide de prijzen voor het asiel omlaag en reed nog eens rond met zijn luidspreker.
Toen stopte er een touringcar. De chauffeur van de bus was een dame uit de stad. Kees Lok was meteen in de wolken door haar snoetje. Zo´n snoetje zag je slechts in je dromen. Haar naam was Cecilia Stieltje. Maar Kees zei gewoon mevrouw Stieltje. Ze was weduwe. Haar man was een bekende staalfabrikant geweest. Stijn Stieltje verongelukte drie jaar terug in een hoogoven. Ze vonden nog een smeulend restje.
In de touringcar zat een stel beesten: een jonge hond, een geit, vier poezen, een pony, vijf kanaries, een big, een slechtvalk, vier goudvissen en een schol. Mevrouw Stieltje vroeg aan Kees of hij vooral goed voor de hond wilde zorgen. Zij zou de beesten over een week weer ophalen. Zij moest een stel toeristen ophalen uit Scheutelo en afleveren in Sulland.
Mevrouw Stieltje gaf Kees haar mobiele nummer voor noodgevallen. De touringcar vertrok naar Scheutelo.
Kees kon dat snoetje niet vergeten. Hij wilde mevrouw Stieltje direct weer zien!
Maar Kees en Koos kregen het druk met de dieren. De kleine hond die Saul heette, had steeds honger. Saul was een Somalische Smijter. Dat was nog een vrij onbekend ras. De geit was verkouden en Koos moest steeds de neus van de geit snuiten. Koos moest ook de hond, de poezen en de pony uitlaten.
Na drie dagen hield Kees het niet meer uit. Hij moest Cecilia Stieltje zien! Kees bedacht een plan. Als het slecht ging met Saul, dan kwam mevrouw Stieltje meteen. Hij gaf Koos opdracht om de jonge hond een beetje te pesten en geen eten te geven.
Op een middag waren Koos en Saul nog niet terug in het asiel. Kees nam een stel hondenkoekjes mee en ging zoeken. Ten zuiden van het Stieltjeskanaal trof hij Koos op de oever van een sloot. Koos sliep. Kees schudde hem wakker.
“Sul, die je bent. Heb je dan helemaal niks geleerd in je leven?”
Koos antwoordde:
“Ik zat vroeger op de slaapschool.”
“Waar is Saul?”
Suffe Koos had geen idee. Ze gingen zoeken en vonden een spoor.
Overal lagen resten van dode dieren: een reiger, drie eenden, een kalfje. Wat had Saul een honger! Dank zij de hondenkoekjes kregen ze Saul terug in zijn hok. Saul was enorm gegroeid. Koos plaatste voor de zekerheid stalen spijlen in het hok van Saul. Daarna bekogelden Kees en Koos Saul met dikke kluiten. Saul jankte en kreeg letsel aan zijn rug. Kees belde snel mevrouw Stieltje en zei:
“Saul heeft gevochten. Hij heeft letsel en roept om zijn baasje.”
Mevrouw Stieltje zei dat ze meteen kwam. Kees was blij. De lieve schat kwam! Hij fantaseerde dat hij haar mooie wangen streelde.

Die nacht klonk er een hoop lawaai in het asiel. Saul was uitgebroken. Kees en Koos liepen rond met een grote schaal vol biefstuk. Toen hoorde ze een vreselijk gegrom. Saul blafte afgrijselijk. Zijn tanden waren stalen spijlen. Kees en Koos klauterden op het dak van het hok. De muur was steil.
Toen zoemde Kees zijn mobieltje. Mevrouw Stieltje kon pas overmorgen komen. Maar ze wilde Saul aan de lijn. Kees zei dat dit niet kon, omdat Saul erg stout was. Toen zei mevrouw Stieltje dat Saul in ieder geval nog meer zou groeien. Somalische Smijters werden net zo groot als een hengst.
De volgende ochtend lieten Kees en Koos zich voorzichtig van de steile muur omlaag glijden. Saul sliep gelukkig. Maar de geit, de vier poezen, de pony, de vijf kanaries, de big, de slechtvalk, de vier goudvissen en de schol waren allemaal verslonden. Kees was razend. Hij gaf Koos een ploertendoder en pakte zelf een buks. Kees zei: “Aan het spit met die Saul. We verspreiden ons. Jij gaat naar links en ik naar rechts. We schieten hem dood.”
Toen Kees en Koos zich verspreid hadden, hoorden ze geronk. Ze dachten beiden dat het geluid uit de smoel van Saul kwam. Maar toen zagen ze de touringcar wegrijden. Cecilia Stieltje was eerder gekomen en had Saul meegenomen.
Kees huilde een sloot van verdriet en nam een scheut rum. Hij probeerde nog een afspraakje te maken. Maar die lieve schat had natuurlijk geen zin in Kees.
Koos en Koos staken het asiel in brand. Ze deden er een flinke scheut benzine bij. Het asiel smeulde nog weken na. Kees zocht weer een nieuwe baan. Koos bleef assistent, Koos had geen keus.