Schooltaalwoorden 4b


Plaats het woord in de zin. Let op: de werkwoorden moet je nog wel vervoegen.
Kies uit: verzamelen - aanbieden - verticale - bewering - bondig - systematisch - horizontale - kenmerkend - letterlijk - noodzakelijke

1. De supermarkt aan haar klanten een bloemetje .
2. De van Ella dat Jeroen naar Spanje verhuist, verbaasde de klas.
3. De politie noteerde in een verslag hoe het ongeval gebeurde.
4. In dat schrift staan lijnen.
5. De lange, gekleurde staart is voor een pauw.
6. De tolk vertaalde de grap te , waardoor de humor verdween.
7. Alle goederen werden in het vliegtuig geladen.
8. Dat wiskundig bewijs losten we op.
9. Een ruitjesblad is verdeeld in horizontale en strepen.
10. Opa sinds zijn persioen euromuntjes uit verschillende landen.