GETALLENKENNIS: De helft - het dubbel.

Reken uit.

Lukt het niet, klik dan op het vraagteken.
De helft van 20 is .
Het dubbel van 40 is .
De helft van is 30.
Het dubbel van is 86.
is de helft van 70.
is het dubbel van 32.
100 is het dubbel van .
is de helft van 48.
50 is de helft van .
50 is het dubbel van .

Ik heb 42 stikkers. Jan heeft er de helft.
Jan heeft stikkers.

Aan het prikbord hangen 12 prenten. De juf haalt er de helft van weg.
Nu hangen er nog prenten.

In onze klas zitten 14 jongens en de helft ervan zijn meisjes.
Er zitten dus meisjes in onze klas. In onze klas zitten dus leerlingen.

Miet heeft 15 kleurpotloden, maar Bert heeft er dubbel zoveel.
Bert heeft kleurpotloden.

In een pakje speelkaarten zitten 52 kaarten. De helft ervan is rood, de
andere helft is zwart. Er zitten rode en zwarte kaarten in een
pakje speelkaarten.